Het onrecht van het woordtarief

3 juni 2020

Door Annemieke Hendriks

In de maarteditie van Lira-Nieuws was het verhaal Einde van een regiojournalist te lezen. De inleiding biedt een goede samenvattting: ‘De onthulling van freelance journalist Britt van Uem, dat ze slechts 55 euro verdiende met een artikel waar ze vier uur mee bezig was, riep veel verontwaardiging op. Na een storm van publiciteit en een rechtszaak waarin de rechter haar gelijk gaf, trok ze uiteindelijk toch aan het kortste eind.’ Van Uem vertelt in haar schrijnende relaas dat ze op de krant ‘persona non grata’ was geworden.

Ik was eigenlijk vooral verbaasd over de verontwaardiging die Britt van Uem blijkbaar met haar onthulling in de media had teweeggebracht. Had ze dan iets nieuws verteld? Toen ik het verhaal las – mij tot dan onbekend; ik zit voor mijn journalistieke werk veel in het buitenland –  was ik juist zo’n anderhalve week zoet geweest met een boekbespreking voor Trouw. Dit verhaal in de kwaliteitskrant levert me 235 euro op, (bruto, en eigenlijk bruto/bruto, als zelfstandige.) Het is gebaseerd op het standaardwoordbedrag waarvan mij is verteld dat ‘iedereen’ dat krijgt. Nou, zo’n uurtarief als Van Uem bij de regionale krant zou ik maar wat graag verdienen. Dat is in mijn ogen – met dertig jaar ervaring in de landelijke kwaliteitsmedia – een vetpot. En dan had Van Uem volgens de rechter ook nog recht op meer. Zeer terecht hoor, maar… ik had over drie recensies van Duitstalige boeken voor Trouw berekend dat ik op een uurtarief van 4,50 euro uitkwam. Dat levert bij vier uur werk dus 18 euro op.

De redacteuren met wie ik te maken heb, leven erg met me mee, hoor – anders dan die van Van Uem. Maar ze ‘gaan er niet over’, hè. Trouw schrijft soms met medeleven over zielige ZZP’ers uit de onderste arbeidsregionen. Maar die zelfstandigen verdienen mooi drie- tot viermaal zoveel als ik, die als publicist in o.a. hun eigen blad toch niet tot die ‘onderklasse’ kan worden gerekend. Interessant is de overweging bij Van Uems redactie, dat een ervaren journalist dat ene stuk van haar niet in de door haar benodigde 4 uur, maar in 2,5 uur had kunnen schrijven. Ik denk niet in uren, meestal zelfs niet in dagen. Ik denk in weken. Moet ik een te recenseren boek soms doorbladeren in plaats van goed lezen? En niks eromheen lezen, en niet de tijd nemen om gedachten, liefst originele, erover te ontwikkelen? Moet ik zo’n bespreking in een paar uur ‘doen’, om er nog iets aan over te houden? En dat zouden redactie en lezers niet merken? Hoe dan ook zou ik het zelf merken. Ik heb tenminste nog de lol en de eer van mijn werk.

Zoals mijn overledene partner, zelf topjournalist, het ooit verwoordde: ‘Voor elke alinea die ik schrijf moet ik wel vijf boeken, acht websites, vijfentwintig documenten en drie interviews raadplegen’. En dan meestal zelf er natuurlijk nog op uit, interviewend en reporterend. Maar men denkt in de branche in uren en in woorden. Ik lijd onder dat beginsel ‘woordtarief’. Het suggereert dat ik een ambitieuze reportage ergens vanuit Europa net zo makkelijk en uit mijn hoofd neerpen als dit stukje. Nee, ik ben dan lang rechercherend in de weer en ook onderweg geweest om een interessant thema en perspectief te vinden. En voordat zo’n feature met doorgaans elementen van reportage, analyse en interview staat als een huis, zijn we vele weken verder. Ja, ik ben een van de weinige journalisten die zelf haar thema’s nog zoekt en vindt, van die verhalen waar je vanachter je bureau minder snel op komt, laat staan zelf kunt behappen. Ik heb het mooiste werk van de wereld. Maar waarom kan ik er niet van leven?

Ervaring leidt tot snelheid: wat een misverstand van Van Uems redactie. Als ik voor De Groene in Potsdam de Amerikaans-Duits-Joodse filosoof Susan Neiman zal gaan interviewen, heb ik haar flinke oeuvre heus niet al paraat. Ik ben ook geen filosoof, maar socioloog van huis uit. ‘Ervaring’ is eerder dat je je snel ingewikkelde stof eigen kunt maken, dat kunt plaatsen in de wereld, daaruit de beste vragen voor een interview kunt destilleren, hopelijk daarnee een goed gesprek kunt voeren en een boeiend verhaal schrijven. ‘Ervaring’ is dat ik dertig jaar lang door grote delen van Europa gereisd heb, over Europa heb gelezen en geschreven. Niettemin ben ik met zo’n interview toch gauw drie weken verder. Ik zou met het betreffende woordtarief wellicht nog net, omgerekend, op het minimumloon uitkomen. Ware het niet dat de NVJ ooit heeft vastgesteld dat een freelancer, vanwege alle zelf te dragen lasten, bruto 2,5 tot 4 keer het bedrag moet verdienen dat iemand in loondienst krijgt, om netto hetzelfde over te houden….

In het verleden heb ik, net als Van Uem, wel eens een tijdrovende juridische procedure gevoerd, en obstinaat ben ik heus genoeg geweest: over het onbetaald herplaatsen van mijn stukken, over plagiaat, zelfs over de inflatie-correctie die mijn collega’s ter redactie wel kregen en ik niet. (Ik weet nog dat de betreffende redacteur me, toen ik dat vroeg, voor ‘geldwolf ‘ uitmaakte.) Ik heb daar allemaal geen zin meer in – en Van Uem ontraadde het ook. Want er verandert principieel niets, en jij heet de rebel.

Ik weet ook nog dat ik, lang geleden, van een kwaliteitskrant een papiertje onder mijn neus geduwd kreeg dat ik maar te tekenen had. Daarmee zou ik al mijn auteursrechten opgeven. Ik weigerde (weer eens), en kreeg te horen dat de hoofdredacteur had gezegd dat ik hun enige freelancer was die nog niet had getekend. O ja? Die hoofdredacteur kende mij niet persoonlijk. Daarop belde ik een mede-freelancer van diezelfde krant, die ik nog van de helaas invloedarme freelancersbelangenclub FLA kende, die nu deel uitmaakt van de Auteursbond. De gerespecteerde collega bevestigde dat hij, vanzelfsprekend, ook niet had getekend. Ik ben vaker onder druk gezet, zelfs voor de gek gehouden (zoals in dit geval). Ik ben ook meermaals de dupe geweest van afspraken die mondelijk waren gemaakt, zoals eigenlijk altijd, maar opeens niet meer golden (nieuwe redacteur, nieuw beleid, of het doodleuk ontkennen van de eerdere financiële afspraken voor een zeer tijdrovend verhaal).

Ik las dat zelfstandige fotojournalisten, evenals ZZP’ers ter redactie van NRC Handelsblad, actie voor betere tarieven hebben gevoerd. Ik heb nog niet gelezen wat het resultaat is, maar dat kan aan mij liggen, want ik moet nogal wat Europese media volgen. Ik opereer doorgaans in mijn eentje, vaak ver van huis, dus met wie zou ikzelf überhaupt een vuist moeten maken? Al ben ik wat moedeloos geworden, voor goede suggesties sta ik altijd open. Verzin een list, lezer, waarde collega-auteur! En nee, de poot stijf houden is geen optie. Want bij wie dan? Annemieke tegen de concernuitgever? Die kent mijn positie maar al te goed. Van ‘verontwaardiging’ daarover is geen sprake, hooguit van complimenten over mijn werk – dank!

Laat me, tot slot, mijn freelance-loopbaan simpel en wellicht onthullend samenvatten. Ik schrijf of schreef, doorgaans tot wederzijdse tevredenheid, voor De Groene, Vrij Nederland, de Volkskrant, Trouw etc. etc., en soms een kloeke feature voor een buitenlandse, met name Duitstalige krant. Mijn laatste boek, onderzoeksjournalistiek, kreeg vier sterren in de NRC. En nu komt het: voor mijn journalistieke debuut, een reportage uit het Oost-Berlijn van 1990 in Vrij Nederland, ontving ik 1 gulden per woord. Vijfentwintig jaar en ervaring verder gaf VN, toen nog net weekblad, me voor een aanzienlijk ingewikkelder verhaal uit datzelfde Berlijn 45 eurocent per woord. Dat is precies hetzelfde tarief. En die 45 eurocent is natuurlijk nog maar een fractie waard van die gulden uit 1990. In welke branche ga je, hoe beter je wordt, steeds minder verdienen?