De werkplek van…Julien Ignacio

Foto's: Joy Hansson
26 juni 2025

Wie zijn onze leden? Waar werken ze aan? En vooral: wáár werken ze? Op welke plek ontstaan al die prachtige boeken, toneelstukken en filmscenario’s? In De Werkplek kijken we binnen bij schrijvers en nemen we plaats aan het bureau. Een rubriek over routine, rituelen en het waarom van schrijven.

“Als je schrijft, hoor je bij een grote familie van schrijvers die al heel lang, overal op de wereld, tegen dezelfde dingen aanlopen. Je bent onderdeel van een tribe

Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper en reisde vier jaar door Azië, Australië, West-Afrika, de Cariben, Zuid-Amerika en het Midden-Oosten. Hij publiceerde theaterteksten, columns en korte verhalen. Zijn tweede roman Goudjakhals werd bekroond met de Amarte Literatuurprijs en de J.M.A. Biesheuvelprijs.

Waar is je werkplek?

‘Bij mij thuis op de tweede verdieping. Ik woon 3 hoog, dus ik werk op de vierde verdieping, naast de slaapkamer. De slaapkamer en de werkruimte lopen eigenlijk in elkaar over. Of dat nog een speciaal effect heeft? Toevallig ga ik binnenkort op verzoek van Extra Extra Magazine een erotisch verhaal schrijven (lacht hartelijk).’

Waar kijk je op uit?

‘Ik kijk uit op water en een groot wooncomplex. Ik vind het fijn om uit het raam te kijken, dat geeft ruimte in je hoofd, alsof je even in de verte kunt staren, ook al heb je een gebouw voor je. Je kunt even uitzoomen.’

Wat maakt dit een fijne werkplek?

‘Dat ik hier zit, is uit noodzaak. Ik had eerst een ruimte op een nog hogere verdieping, maar die is recentelijk door de huisbaas ingetrokken, want die hoorde eigenlijk niet bij het huurcontract. We hebben de kamers dus moeten herschikken. Mijn zoon zit nu beneden en waar hij eerst zat, zijn kinderkamer, dat is nu de schrijfkamer geworden. Ik vind het een heerlijke plek. Ik woon hier al 30 jaar, maar op de plek waar ik nu schrijf, zit ik pas sinds begin dit jaar.’

“Met taal kan ik mijn engelen en demonen bezweren”

Aan wat voor bureau werk je?

‘Het blad is van de Praxis, van goed grenenhout, speciaal voor deze kamer ontworpen en op maat gezaagd door mijn geliefde. Hij is dus uniek en dat merk ik ook, het voelt bijzonder. De bureaustoel heb ik van een Russische kennis gekregen; een luxe leren draaistoel, heel comfortabel. Je kunt er bijna in wonen.’

Wat mag op jouw werkplek niet ontbreken?

‘Pennen, potloden, notitieboekjes, koffie -ik ben een grote koffiedrinker-, koffiemok. Die mok is nog uit de kindertijd toen we naar Pieterburen zijn geweest. Ik heb eigenlijk maar twee mokken, die andere is superlelijk, deze heeft nog wat kleur en geeft me ook een beetje dat vadergevoel, ik ben er aan gehecht.’

Kun je iets vertellen over de voorwerpen die op de foto’s te zien zijn?

‘De rieten stoel heb ik bij een vintagewinkeltje hier om de hoek gevonden. Ik moest hem per se hebben. Jaren geleden zag ik in een tijdschrift een foto van Chimamanda Ngozi Adichie waarop zij op zo’n stoel zit en dat vond ik zo’n krachtige foto, dat heb ik altijd onthouden en toen ik deze stoel zag, dacht ik: Yes! Dat is de Chimamandastoel, die willen we! Ik heb hem op zijn kop boven mijn hoofd als een trofee naar mijn huis gedragen. Ik zit er in als ik even pauze neem, uitzoom en aantekeningen bekijk.’

‘In huis hangen verschillende nummerplaten uit Aruba. Het is mijn familie-eiland, we gaan er steeds vaker en langer naar toe. Aruba is een wezenlijk onderdeel van wie ik ben.’

‘Ik voel me een kind van de wereld, omdat ik dubbelbloed ben en omdat ik veel gereisd heb, is dat een onderdeel geworden van mijn identiteit. Die wereldkaart voelt als thuis en het is handig om de geografie tijdens het schrijven bij de hand te hebben.
De maskers komen uit Ghana, Mali en Burkina Faso, daar ben ik een aantal maanden geweest. Als ik terugga in de familiegeschiedenis komen mijn voorouders uit West-Afrika. Voor mij zijn die maskers bijna voorouderlijk, alsof je voorouders dichtbij zijn, dat is belangrijk voor me.’

Hoe ziet je schrijfroutine eruit?

‘Ik schrijf niet op vaste uren, meestal ’s middags en ’s avonds. De eerste versies schrijf ik altijd met de hand, allerlei krassen er doorheen, niemand kan het lezen, ik zelf nog net. Voor mij is schrijven een fysieke bezigheid. Ik zou niet zonder pen kunnen. Bij mijn laatste roman deed ik over de eerste versie met pen ruim een jaar. Bij het overzetten naar de computer maak ik al de eerste redactieslag. Daarna print ik het, ga ik het lezen en soms moet alles weg. Met name de pagina’s waarvan ik tijdens het schrijven, denk: This is it. Dat zijn vaak de pagina’s waarvan ik, als ik ze teruglees, denk: Dit is het niet.’

Heb je bepaalde rituelen?

‘Het is niet zo dat ik alleen hier kan schrijven, maar die maskers zijn voor mij wel heel belangrijk, die hebben een presence, alsof ze over mijn schouder meekijken. Dat is dat voorouderlijke, dat voelt als een verantwoordelijkheid. Ik ben literatuurwetenschapper, ooit begonnen met Homerus. Ik ben me ervan bewust dat ik, zodra ik schrijf, hoor bij een grote familie van schrijvers die al heel lang, overal op de wereld, tegen dezelfde dingen aanlopen. Je bent onderdeel van een soort tribe, niet alleen in je bloed, maar ook als schrijver.’

“Die maskers hebben een presence, alsof ze over mijn schouder meekijken”

Naar welke muziek luister je als je schrijft?

‘In Goudjakhals zit een verhaal over een prostituee van kleur die in 17e-eeuws Amsterdam woont en werkt. Zij spreekt Mokums. Toen ik dat schreef heb ik veel naar Johnny Jordaan geluisterd. Bij het schrijven van een verhaal over twee Palestijnse broers die opgroeien in Libanon, luisterde ik naar de Libanese zangeres Fairuz. Een ander verhaal speelt zich af op Aruba. Tijdens het schrijven daarvan draaide ik veel Celia Cruz en Rudy Plaate, dus meer salsa. Mijn eerste boek was een vader-zoonverhaal en toen heb ik veel klassiek geluisterd: Debussy, Ligeti en Schumann. Het hangt dus erg af van waar ik mee bezig ben. Bij ieder boek past andere muziek om het werk te stimuleren.’

Is schrijven je hoofdberoep? Heb je behalve schrijven nog andere bronnen van inkomsten?

‘Ik geef NT2 les aan expats en vluchtelingen en ik ben net begonnen aan Artez waar ik vierdejaarsstudenten begeleid. Daarnaast begeleid ik vier makers uit Portugal, Spanje, Nederland en Curaçao in een gezamenlijk maakproces onder de titel ‘Future Language Innovation’. Ik heb de luxe dat ik recentelijk twee prijzen heb gewonnen: de Amarteprijs en de Biesheuvelprijs. Financieel heb ik een goede buffer nu. Ik hoef maar 10 à 15 uur te werken per week om alles te betalen. Ik heb meer dan genoeg tijd om te schrijven.’

Waar werk je op dit moment aan?

‘Een audiodrama van 20 minuten voor BNNVara over Bayard Rustin, de rechterhand van Martin Luther King; een ontzettend moedige en inspirerende man, openlijk homoseksueel en zwarte burgerrechtenactivist. Voor zijn overtuigingen en vanwege zijn seksuele geaardheid heeft hij meerdere keren in de gevangenis gezeten. Didn’t back down no matter what.’

Welk boek(en) lees je op dit moment?

Zeg maar dat we niet thuis zijn van Rashid Novaire, een kennis van wie ik nog nooit iets had gelezen, ik was nieuwsgierig. Schervenstad van Hanan Faour lees ik omdat ik in de Raad van Advies van het Letterenfonds zit. Half of a yellow sun van Adichie, daar ben ik nu mee bezig, eindelijk, staat al jaren in mijn boekenkast.’

Wat zijn de belangrijkste eigenschappen voor een schrijver?

‘Durf, doorzettingsvermogen en oorspronkelijkheid. Soms schrijf je jarenlang aan iets, maar als het niet goed is, moet je het lef hebben om het weg te leggen en iets anders te gaan schrijven, opnieuw te beginnen. Dat is een heel bittere pil soms, maar dat lef en doorzettingsvermogen moet je wel hebben, vind ik. De derde eigenschap is oorspronkelijkheid; je eigen invalshoek in taal kunnen vangen.’

Waarom schrijf je?

‘Taal is mijn instrument en met taal kan ik mijn engelen en demonen bezweren. Dat doe ik door die demonen en engelen in verhaalvorm te gieten. Het is zowel een innerlijke bezwering als de communicatie ervan naar de lezer. Die bezwering is heel belangrijk voor mij en de reden dat ik schrijf. Als ik niet schijf, is het leeg. Ja, schrijven is noodzaak.’

Op welk werk ben je het meest trots?

Goudjakhals. Je bent zo goed als je laatste werk en zo ervaar ik dat ook. In Goudjakhals kom ik als schrijver het meest tot mijn recht, daar heb ik mijn stem echt gevonden. Schrijven is mijn passie, ik vind kunst superbelangrijk, maar in de eerste plaats ben je mensen onder elkaar. Rondom de kunst en literatuur hangt soms een soort dingetje alsof het iets heiligs is, dat vind ik echt onzin. De Indonesische schrijver Tjalie Robinson heeft gezegd: “En dat ze zeggen dat kunst scheppen roeping is en hoofdzaak. Onzin. Leven is het enige waarachtige, als het vliegen van een kogel. Schrijven is maar het gefluit ervan.”’

Welke boek had je willen schrijven en waarom?

A suitable boy van de Indiase schrijver Vikram Seth uit 1993. In 1500 pagina’s beschrijft hij de levens van een jongen en meisje die opgroeien in dezelfde buurt en aan elkaar worden uitgehuwelijkt. Uithuwelijken lijkt mij een van de ergste dingen die je kunt meemaken, maar aan het einde van dit boek had ik die mensen zo goed leren kennen dat ik dacht: Deze mensen zijn voor elkaar geboren, natuurlijk moeten die trouwen, die ouders hebben het hartstikke goed gezien! Ik ben 180 graden gedraaid, omdat het zo goed geschreven is, zo inlevend, zo liefdevol en niet afwijzend naar iets wat je heel makkelijk kunt afwijzen, zeker vanuit het Westen.’

Wie van je collega’s zou meer gelezen moeten worden?

‘De Poolse schrijver Ryszard Kapuscinski, met name Ebbenhout. Ik vind hem één van de allerbeste schrijvers die ik ooit heb gelezen, maar ik kom die naam bijna nooit tegen in recensies of bij andere schrijvers. Hij is een fantastische stilist en kan ongelooflijk goed mensen en situaties observeren. Hij heeft de perfecte combinatie van journalist en fictieschrijver. Kun je je voorstellen dat je in allebei ongelooflijk goed bent? Dan heb je een combinatie waar wat mij betreft weinig tegenop kan.’

“De Auteursbond is een voorrecht. In veel landen komt de politie als schrijvers zich verenigen”

Sinds wanneer ben je lid van de Auteursbond en waarom?

‘Ik ben pas een jaar lid. Met Goudjakhals ben ik als schrijver doorgebroken. Eerder heb ik de Auteursbond niet zo serieus genomen, omdat ik vond dat ik mezelf nog niet bewezen had. Nu dacht ik: ik wil me ook verbinden met andere schrijvers. Samen sta je sterker, dat vakbondsgevoel. Ik vind het belangrijk dat alle schrijvers billijk beloond worden voor hun werk en dat er platforms zijn waar je als schrijver met vragen terecht kunt, want het schrijversberoep is al lastig genoeg. Het is belangrijk dat de Auteursbond er is. Wij hebben hier de vrijheid dat je alles kunt zeggen en dat je je op deze manier kunt verenigen. In veel landen komt de politie aan de deur als je dat doet, dus ik vind het een voorrecht.’

Tekst: Noor van der Heijden