De werkplek van…Maria Kager

Foto's: Joy Hansson
7 mei 2025

Wie zijn onze leden? Waar werken ze aan? En vooral: wáár werken ze? Op welke plek ontstaan al die prachtige boeken, toneelstukken en filmscenario’s? In De Werkplek kijken we binnen bij schrijvers en nemen we plaats aan het bureau. Een nieuwe rubriek over routine, rituelen en het waarom van schrijven.

Maria Kager (1978) is schrijver, literatuurwetenschapper en recensent. Ze recenseert vertaalde fictie voor NRC en schrijft over literatuur voor de Nederlandse Boekengids, De Reactor, en De Groene Amsterdammer. Met haar debuutroman De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf won ze de Bronzen Uil 2024.

“Als je de goede woorden vindt en ze in de goede volgorde zet, dan rijst er een wereld op van papier waar iemand anders in kan ronddwalen”

Waar is je werkplek?

In de schuur. Ik heb daar een heel klein werkkamertje, waar precies een bureau, een paar boekenkasten en een leesstoel in passen. In de winter is het er, ondanks de verwarming, ijskoud; in de zomer is het er snel te warm; ik deel de ruimte met spinnen en pissebedden en af een toe een verdwaalde slak, maar het is desondanks een heerlijke plek. De fysieke afstand tot huis, ook al is het maar een paar passen door de achtertuin, is fijn. Daardoor laat ik gevoelsmatig alles achter me voor ik aan het werk ga – de rondslingerende lego, de afwas, de boodschappenlijstjes.

Het is de enige ruimte in ons huis die helemaal van mij is en alles ligt altijd waar het hoort te liggen.

Waar kijk je op uit?

Wij hebben twee hoge bomen in de tuin waar ik graag naar kijk als ik aan mijn schrijftafel zit. In de berk bouwt elk voorjaar een eksterstel hun nest, in de taxus schuilen duiven en mussen en mezen als het regent of hard waait, erg gezellig.

Aan wat voor tafel / bureau werk je?

Mijn bureau is van Ikea, een dik houten werkblad op twee ladekastjes, waarnaast precies een smalle boekenkast past – ook van Ikea. Die kast is helaas niet zo stevig, de planken zakken door onder het gewicht van de boeken maar tot nu toe is ‘ie nog niet ingestort.

Wat mag op jouw werkplek niet ontbreken?

Woordenboeken. Gewone, ouderwetse woordenboeken van papier. Daar blader ik graag in, ook als ik niet op zoek ben naar het juiste woord.

Kun je iets vertellen over de voorwerpen die op de foto’s te zien zijn?

Die dagboeken houd ik al ruim vijfentwintig jaar bij. Heel handig als ik weer even wil weten hoe het was in een bepaalde situatie – toen ik net naar New York was verhuisd bijvoorbeeld, of net voor de eerste keer moeder werd. Het is altijd weer een schok om te merken hoeveel ik ben vergeten, bijna alles eigenlijk. Om daar dan een soort archief van te hebben, is onbetaalbaar. Ook al is het meeste vreselijk banaal en saai, het is ten minste vastgelegd.

“Ik vind de afwisseling tussen fictie schrijven en over fictie schrijven prettig”

Het tegeltje heb ik van Nicolien Mizee gekregen, toen mijn debuut net af was. Het is een spreuk van Ger Beukenkamp, die een vriendin van haar heeft laten afdrukken. Een aanmoediging om me niet te veel aan te trekken van wat de mensen al dan niet zullen denken.
Overal in mijn schuurtje hangen en liggen dingen die betekenis voor mij hebben – de schelpen en steentjes die ik overal uit de wereld heb meegenomen, tekeningen van mijn kinderen en van mijn moeder, foto’s van vrienden en familieleden, en de Bronzen Uil die ik vorig jaar heb gewonnen voor mijn debuutroman. Schrijven kan best eenzaam zijn soms maar door al die dierbare dingen om mij heen voel ik me nooit echt alleen.

Hoe ziet je schrijfroutine eruit?

Aantekeningen schrijf ik met de hand, mijn dagboek ook, maar uitwerken doe ik op de computer. Ik werk vijf dagen per week maar twee middagen heb ik vrij, dan ben ik met de kinderen. Al wil ik dan ook nog wel eens iets lezen voor werk, als ze mij even niet nodig hebben.

Luister je naar muziek als je schrijft?

Zonder muziek kan ik niet schrijven, al schrijf ik met heel ander soort muziek dan waar ik voor mijn plezier naar luister: Joegoslavische punkrock, Russische popmuziek, zo hard mogelijk – dat is een groot voordeel van de schuur, daar heeft niemand er last van. Ik weet ook niet waarom dat voor mij zo goed werkt maar het heeft een hoog pavlov-gehalte. Of ik nou moe ben, of ziek, of afschuwelijk slechtgehumeurd: ik zet Bijelo Dugme op en ik kan werken.

Is schrijven je hoofdberoep? Heb je behalve schrijven nog andere bronnen van inkomsten?

Ja, zo zie ik dat zelf wel, maar omdat het niet altijd zoveel opbrengt vul ik mijn inkomen aan met optredens en het schrijven van recensies, essays, interviews en artikelen, met name voor NRC en De Groene Amsterdammer. Ik vind de afwisseling tussen fictie schrijven en over fictie schrijven prettig, ik weet niet of ik ooit alleen maar fictie zou willen schrijven.

Waar werk je op dit moment aan?

Ik ben net aan een nieuwe roman begonnen.

Op welk werk ben je het meest trots?

Ik kan nog steeds niet geloven dat het me echt gelukt is om mijn debuutroman af te schrijven. Elke keer dat ik ‘m ergens in een boekwinkel zie liggen voel ik een diepe blijdschap.

Wat is de belangrijkste eigenschap voor een schrijver?

‘Om goed te schrijven: niet laf zijn’, zei Renate Dorrestein. Daar sluit ik me bij aan. Ook belangrijk: doorzettingsvermogen. En liefde voor taal, voor woorden. Ik blijf het altijd fascinerend vinden wat je met woorden kan doen: als je de goede woorden vindt en ze in de goede volgorde zet, dan rijst er een wereld op van papier waar iemand anders in kan ronddwalen. Als je het zo bekijkt is schrijven een heel machtig beroep.

Wie van je collega’s zou meer gelezen moeten worden?

Een tijdje geleden las ik en toen aten we zeehond van Nicoline Timmer, een combinatie tussen een reisverslag en een filosofische verhandeling over het werk van Ludwig Wittgenstein – dat klinkt moeilijk en pretentieus maar is het niet. Ik vond het een geweldig boek, geestig, origineel, mijmerend en toch scherp. Helaas heeft het weinig aandacht gekregen in de media. Mensen, lees en toen aten we zeehond.

Welk(e) boek(en) lees je op dit moment?

Ik lees momenteel Headshot van Rita Bullwinkel, een Amerikaans schrijver. Dit is haar debuut en het is steengoed, over acht tienermeisjes die meedoen aan het nationale kampioenschap boksen voor vrouwen onder de achttien in Reno, Nevada. Het is heel fragmentarisch geschreven, springt heen en weer in de tijd tussen de rondes in de bokspartijen, het verleden van de boksers, hun redenen om te willen boksen. Ik heb me nog nooit met boksen beziggehouden maar het boek is zo spannend en aangrijpend dat de bokswereld me opeens mateloos interesseert.

Voor welke film ben je onlangs naar de bioscoop gegaan?

Vorige week heb ik All We Imagine As Light gezien, een schitterende Indiase film. Subtiel en dromerig. Het volgt de levens van drie bevriende verpleegsters in Mumbai, waar ik nog nooit ben geweest. Ik ga graag naar films die over plaatsen en culturen gaan waar ik weinig vanaf weet, het liefst ook in een taal die ik niet spreek. Om zo een paar uur in een andere wereld ondergedompeld te worden vind ik heerlijk, inspirerend ook. Dat herinnert je er weer eens aan dat de wereld groter is dan Nederland.

Sinds wanneer ben je lid van de Auteursbond en waarom?

Ik heb lang in de VS gewoond waar het ontzettend moeilijk is om een vakbond te beginnen (‘we finally killed the union,’ hoorde ik een investment banker eens trots zeggen op een feestje in NY). Rutgers, de universiteit waar ik studeerde, was in die tijd een van de weinige in het land waar het promovendi gelukt was zich te vereniging, waardoor wij bijvoorbeeld elk jaar loonsverhoging kregen – vrienden aan andere universiteiten waren daar vreselijk jaloers op. De leider van onze vakbond was een held op de campus, iedereen kende hem. Sindsdien ben ik me veel bewuster geworden van het belang van vakbonden. Toen ik ontdekte dat de Auteursbond bestond, een jaar of vijf geleden geloof ik, ben ik direct lid geworden.

(Redactie: NvdH / Auteursbond).