Reprorecht
Stichting Reprorecht incasseert vergoedingen voor het gebruik van informatie uit boeken, tijdschriften, kranten en andere publicaties.

Op grond van de Nederlandse Auteurswet betalen bedrijven, en overheids-en onderwijsinstellingen een reprorechtvergoeding aan Stichting Reprorecht. Over het algemeen zijn het vooral artikelen uit vaktijdschriften, studieboeken en kranten die gekopieerd worden. Sinds 2013 omvat de reprorechtregeling ook een vergoeding voor digitaal hergebruik: zoals bijvoorbeeld e-mailen, opslaan op een computer of op intranet zetten.

Per kopie int Stichting Reprorecht een klein bedrag. Langs twee kanalen komt dit geld bij schrijvers terecht: Stichting Lira keert uit aan schrijvers en journalisten van algemene boeken, kranten en publiekstijdschriften. Jaarlijks is dit gemiddeld 6 miljoen euro. Wetenschappelijke en educatieve auteurs krijgen op dit moment nog hun vergoeding jaarlijks via hun eigen uitgever uitgekeerd.

Stichting Reprorecht wordt bestuurd door uitgevers en auteurs gezamenlijk. De Auteursbond wijst drie auteursvertegenwoordigers aan in het bestuur.


Update april 2019: Wijziging Statuten en Bestuursregelement

Kabelgelden

De nieuwe wet voor kabel- en uitzendgeld

In juli 2015  is de nieuwe wet Auteurscontractenrecht in werking getreden waarin is bepaald dat de hoofdmakers van film en televisie recht hebben op een vergoeding voor de uitzending van hun werk via televisie, kabel, satelliet, internet of bijvoorbeeld smartphone.

Het gaat daarbij om reguliere, ‘lineaire’ uitzendingen, dus niet om programma’s die op afroep worden opgevraagd – zoals VOD, Uitzending gemist of andere vormen van op je eigen moment terugkijken. De wet is duidelijk wie met de hoofdmakers bedoeld worden: dat zijn de scenarioschrijvers, schrijvers van dialoog, de regisseurs en de hoofdrolspelers.

Zowel de omroepen als bedrijven die de uitzendingen via kabel, internet of satelliet doorgeven, moeten betalen en die betaling kan alleen collectief – dus door Lira, Vevam en Norma – geïnd worden voor makers die hun rechten aan hun producent hebben overgedragen.

De wet heeft bepaald dat de vergoeding proportioneel moet zijn, dat betekent: hoe meer omzet er gemaakt wordt, hoe meer er betaald moet worden.

Gezamenlijke afspraken met RoDAP

Omdat bijna alle omroepen en distributeurs in Nederland zich met de producenten hebben verenigd in RoDAP, hebben de collectieve organisaties van audiovisuele makers gezamenlijk financiële afspraken gemaakt met RoDAP: per maand wordt per abonnee 18 cent betaald voor het doorgeven van (maximaal) 40 zenders van omroepen die bij RoDAP zitten, te weten de NPO, de SBS-groep en de RTL-omroepen. Dit bedrag is inclusief een Uitzending Gemist vergoeding voor een week uitgesteld kijken. Ook de themakanalen vallen onder de maximaal 40 zenders.  De regionale zenders vallen buiten deze afspraken maar zullen wel moeten betalen.

Namens de scenarioschrijvers int en verdeelt Lira de kabelvergoedingen. In overleg met Netwerk Scenarioschrijvers is bepaald dat er binnen één kalenderjaar voor maximaal drie uitzendingen uitgekeerd wordt. Dit om te voorkomen dat de uit te keren bedragen al te veel verdunnen door zogenaamde carrouselherhalingen.

Wanneer je werk te zien is op een regionale zender of op een digitaal themakanaal, moet je dat zelf aan Lira doorgeven. De overige uitzendingen houdt Lira zelf bij, maar het kan geen kwaad om goed in de gaten te houden wanneer en waar je werk te zien is.

Vrijwillig collectief beheer voor VOD

Voor VOD en andere vormen van individueel opvragen van programma’s heeft de wet geen verplichte regeling willen treffen, maar wel de mogelijkheid opengelaten om dit vrijwillig collectief te regelen.

Daarom hebben de rechtenorganisaties van audiovisuele makers (PAM) met RoDAP een systeem afgesproken van vrijwillig collectief beheer voor VOD. Daarvoor zullen producenten in de contracten speciale clausules opnemen.

Omdat PAM en RoDAP niet samen uit de tarieven konden komen, hebben ze gezamenlijk gevraagd aan het Nederlands Instituut voor Arbitrage om voor ons vast te stellen welk percentage van de VOD-opbrengsten voor de (hoofd)makers zijn. We verwachten hier binnenkort uitsluitsel over.

Het Netwerk (o.a. via Het Contractenbureau) houdt zicht op de contractpraktijk en blijft (ook in PAM verband) lobbyen bij de wetgever en toezien op de naleving van de afspraken.

Periode 2012-2014

De incasso van kabelvergoedingen van de periode 2012-2014 ligt nog steeds onder de rechter. In deze periode hielden de kabelaars op met het betalen van vergoedingen aan schrijvers en regisseurs, terwijl ze wel aan producenten en componisten geld bleven uitkeren. In eerste aanleg won Lira deze zaak tegen Ziggo/UPC etc. maar daarna gingen de kabelaars in hoger beroep. Oktober vorig jaar bepaalde het gerechtshof dat de producenten weliswaar toch over de rechten voor kabeldoorgifte zouden beschikken, maar dan ook zelf de schrijvers hadden moeten betalen voor de gederfde kabelinkomsten. Na de zomer komt iedereen weer bij elkaar voor het gerechtshof om uit te zoeken hoe deze gemiste vergoedingen alsnog betaald zullen worden. Al met al gaat het om een enorm bedrag.

Hoewel iedereen het er over eens is dat makers linksom dan wel rechtsom betaald hadden moeten worden, wijst iedereen nu met de vinger naar elkaar. Het Netwerk heeft er alle vertrouwen in dat de makers uiteindelijk vergoed zullen worden voor het gebruik van hun werk in deze periode, alleen zullen we wat langer geduld moeten hebben.

 

 

Collectieve vergoeding VOD (het VCB-model)

Op 1 juli 2015 is de Wet Auteurscontractenrecht in werking getreden. In aansluiting daarop zijn er tussen RODAP (de vereniging van omroepen, producenten en distributeurs) enerzijds en Lira (scenarioschrijvers), VEVAM (regisseurs) en NORMA (acteurs en andere uitvoerende kunstenaars) anderzijds afspraken gemaakt op basis waarvan de hoofdregisseur, de scenarioschrijver en de hoofdrolspeler van een film- of tv-werk (hoofdmakers) recht hebben op een aanvullende proportionele vergoeding voor Video On Demand (VOD) exploitatie in Nederland.

Partijen hebben dit als volgt vormgegeven:

Het uitgangspunt is een afdwingbare contractuele vergoedingsafspraak voor genoemde hoofdmakers, te incasseren bij de exploitant van VOD-diensten. De aanspraak op deze vergoeding ontstaat op voorwaarde dat de hoofdmaker de rechten ten aanzien van de VOD-exploitatie van het film- of tv-werk aan de producent heeft overgedragen.

Vanaf 1 januari 2017 wordt dit geregeld door de ondertekening van een zogenoemd Aanhangsel en bijbehorende Derdenbeding dat door producenten wordt bijgevoegd aan de opdrachtcontracten met de hoofdmakers. Het Aanhangsel is in goed overleg tussen RODAP en de vertegenwoordigende organisaties van hoofdmakers (Lira, NORMA en VEVAM) opgesteld. Het convenant waarin deze afspraken zijn opgenomen liep tot 1 januari 2020. Partijen zijn momenteel in gesprek over het vervolg.

Wat moeten hoofdmakers en producenten doen?

Hoofdmakers dienen bij ondertekening van een opdrachtcontract ook het Aanhangsel te ondertekenen. De producent zal vervolgens het bijbehorende Derdenbeding opleggen aan door haar gecontracteerde derden (zoals VOD exploitanten) van het betreffende film- of tv-werk op basis waarvan uiteindelijk de betaling van de collectieve vergoeding verder geregeld kan worden tussen de exploitant van VOD-diensten en Lira, VEVAM en NORMA.

Let op!

  • Is dit Aanhangsel niet ondertekend of zijn VOD rechten niet overgedragen, dan kan de hoofdmaker geen vergoeding voor VOD ontvangen.
  • Is het Derdenbeding niet door de producent opgelegd, dan wordt de rechtenoverdracht ten aanzien van VOD ontbonden.
  • Is het Aanhangsel niet door de producent opgenomen, dan komt producent niet in aanmerking voor de StOP NL-vergoedingen voor de doorgifte van film- en tv-werken.

Relevante documenten

AI = Jatwerk! Schrijvers en vertalers komen in actie!