Stevige daling van auteursinkomen door minder leenrecht aangetoond
20 juni 2017

Op 16 juni 2017 is het rapport ‘Onderzoek naar de ontwikkeling van de afdracht van leenrechtvergoedingen’ naar de Tweede Kamer verzonden. Lees het rapport en de brief aan de Kamer.

De conclusies van het onderzoek, uitgevoerd door Ecorys, luiden als volgt:

Het totale aantal uitleningen is in de periode 2006 – 2015 gedaald met 36%. In absolute getallen gaat het om een daling van ongeveer 125 miljoen uitleningen in 2006 tot iets minder dan 80 miljoen uitleningen in 2015.  De reële daling van de leenrechtafdracht in diezelfde periode is zo’n 35%: de leenrechtafdracht bedroeg in 2006 nog 15,3 miljoen euro en in 2015 10,6 miljoen euro.

Het inkomensverlies van auteurs in Nederland is door de gedaalde leenrechtafdracht gemiddeld 6%. Voor kinder- en jeugdboekenschrijvers is het verlies maar liefst zelfs 9%. De professionele (jeugdboeken)schrijver wordt het hardst getroffen in zijn inkomen. Hij of zij is van rechtstreekse inkomsten uit het schrijven immers geheel afhankelijk.

Hoewel ook andere factoren bijdragen, is de invloed van De Bibliotheek op School (dBos) aangetoond en zal deze invloed de komende jaren toenemen. Dit is te verwachten omdat ‘dBos-bouwstenen’ meer en meer worden toegepast door bibliotheken en scholen.

Het inkomensverlies van schrijvers, dat nog altijd geen halt wordt toegeroepen, vindt plaats zonder dat auteurs daar iets tegen kunnen doen. Bij het landelijk uitrollen van het dBos-systeem heeft de impact op het auteursinkomen –en daarmee de totstandkoming van boeken- tot op heden geen aandacht en geen belang gekregen.

Opmerkelijk is dat de door het CBS en Stichting Leenrecht gerapporteerde data over de aantallen uitgeleende boeken aanzienlijke verschillen vertoonden. Er zijn diverse verklaringen gevonden voor die verschillen, maar dat het ingewikkeld was om onderzoek uit te voeren op basis van ‘harde cijfers’ bleek gaandeweg. In het rapport staat: “Door de grote variëteit aan factoren die invloed hebben op de opgave aan Stichting Leenrecht en het CBS, zal er altijd enige onzekerheid bestaan hoe deze factoren precies in elkaar grijpen. Ook is van belang dat het doel van de dataverzameling tussen het CBS en Stichting Leenrecht wezenlijk verschilt. Wij (= de onderzoekers) zien drie typen verklaringen: de verschillende systematiek van het CBS en Stichting Leenrecht; verschillen in omgang met opgave doen van uitleningen tussen bibliotheken en de ontwikkeling van dBos.”

Leenrechtplichtig?

Rapport: “Wanneer een uitlening is vastgesteld, is deze handeling in beginsel vergoedingsplichtig. Dit is alleen anders, wanneer de uitlening onder een vrijstelling valt. De belangrijkste vrijstelling in dit kader is de ‘onderwijsvrijstelling’, welke “instellingen van onderwijs en instellingen van onderzoek en de aan die instellingen verbonden bibliotheken” vrijstelt van betaling van de vergoeding. Of bibliotheekvormen onder de onderwijsvrijstelling vallen, kan afhangen van verschillende criteria, waarbij het vooral leidend zal zijn of de betreffende bibliotheek in zijn functie gelijk is te stellen aan een ‘traditionele’ onderwijs- of onderzoeksbibliotheek.”

Het rapport bevat een weergave van wanneer de vrijstelling volgens de onderzoekers van toepassing zou zijn of niet. De Auteursbond wil er in dit kader vooral op wijzen dat een vrijstelling niet gelijk is aan het ontslaan van de leenrechtplicht. Wij zullen OCW dan ook verzoeken een tijdelijke oplossing te vinden voor het tekort in het inkomen dat door de vrijstelling is ontstaan.

Leesbevordering is teamwork

Auteurs vormen een knooppunt in het netwerk rondom boeken. Het besef dat er zonder schrijver geen boek is, lijkt soms ver weg. De leesbevorderende kwaliteiten van schrijvers kunnen veel productiever aangewend worden binnen het netwerk, als hen de waarde wordt toegekend die zij verdienen.

Samenwerking en kruisbestuiving tussen bibliotheken en schrijvers zou vanzelfsprekend moeten zijn. Zij zijn met elkaar verbonden door hun inhoud. Bij het ontwikkelen van dBos is hier niet aan gedacht, maar: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

Men moet zich realiseren dat het leenrecht een vorm van behoud is van de Nederlandse cultuur. Het leenrecht is geen sluitpost op een te krappe begroting. Valt een flink deel van het schrijversinkomen weg, dan verdwijnt daarmee onherroepelijk een kwetsbaar deel van de bibliotheekcollecties.

Erger dan de benadeling van auteurs is het effect op het boekenaanbod. In het kleine Nederlandse taalgebied neemt het aanbod af en zullen kinderen het steeds vaker moeten doen met vertaalde bestsellers en een handjevol oorspronkelijk Nederlands werk.

Gelukkig realiseren bibliotheken zich in toenemende mate dat zij niet alleen een verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van hun bezoekers, maar ook ten aanzien van de maatschappij. Er is (terecht) aandacht voor de zelfredzaamheid van burgers, mediawijsheid en de bestrijding van laaggeletterdheid bij volwassenen. Meer aandacht is nodig voor het behoud van de Nederlandstalige cultuur en voor de preventie van laaggeletterdheid bij de jeugd. Een breed en gevarieerd aanbod van boeken is daarbij van levensbelang. Niemand is gediend met een verschraling van het aanbod. Wie hardop roept om ‘meer connectie’ ten koste van de collectie, en het leenrecht deels wegbezuinigt, vergeet dat er in Nederland heel veel grote en kleine mensen voor hun leesbehoeften nog steeds afhankelijk zijn van de bibliotheek. De collectie vormt het hart van de bibliotheek.

Nederlandse auteurs werken graag samen met bibliotheken aan leesbevordering. Maar er zal meer oog moeten komen voor het belang van een goed verdienmodel voor schrijvers, juist voor de bescherming en het behoud van het Nederlandstalige boekenaanbod.

 Hoe verder?

In Nederland wordt een inkomensverlies van 6% tot 9% zonder enige vorm van overleg in geen enkele beroepsgroep normaal gevonden. Het is dan ook niet vreemd dat schrijvers op hun achterste benen staan. Niet alleen dBos ligt ten grondslag aan de daling van het leenrecht. In het bibliotheeklandschap vinden allerlei veranderingen plaats, zoals het opzetten van ruilbibliotheken, in zorgcentra, maar ook daarbuiten. Verder zijn er ‘commerciële’ bibliotheken opgezet, biebspots en mini-biebs.

Ruilbibliotheken zijn in beginsel sympathieke initiatieven van burgers die het lezen en delen van boeken stimuleren, maar beïnvloeden indirect de geldstroom naar de schrijvers van al die boeken. Er is minder geld beschikbaar om nieuw aanbod te creëren; waarmee verschraling van het aanbod op de loer ligt. Het is dan ook terecht dat OCW ook onderzoek zal laten uitvoeren naar ruilbibliotheken en commerciële bibliotheken. De Auteursbond werkt in samenwerking met uitgevers, boekhandels, bibliotheken, het onderwijs en overheidsorganisaties aan een bloeiend literair- en leesklimaat in Nederland. In het bijzonder bevordert de bond de economische condities waaronder makers -schrijvers, vertalers, illustratoren, scenaristen, freelance journalisten- hun talent en creativiteit ten volle kunnen inzetten om aan dat klimaat bij te dragen.

De komende tijd zal de Auteursbond werken aan plannen om het leenrechtbeleid duurzaam te maken. Wij zullen niet alleen focussen op het verlies, maar juist inzetten op bestendiging van het leenrecht voor de toekomst.

Taskforce Leenrecht Auteursbond