De werkplek van…Gustaaf Peek
Wie zijn onze leden? Waar werken ze aan? En vooral: wáár werken ze? Op welke plek ontstaan al die prachtige boeken, toneelstukken en filmscenario’s? In De Werkplek kijken we binnen bij schrijvers en nemen we plaats aan het bureau. Een nieuwe rubriek over routine, rituelen en het waarom van schrijven. Bestuurslid Gustaaf Peek bijt de spits af.
Gustaaf Peek (1975) debuteerde in 2006 met de roman Armin. Voor zijn roman Ik was Amerika ontving hij de BNG Nieuwe Literatuurprijs en de F. Bordewijk-prijs. Godin, held haalde de shortlist van de Libris Literatuur Prijs. Zijn scenario voor de speelfilm Gluckauf werd bekroond met een Gouden Kalf.
“Wat schreef ik ooit op die stoel, aan dat bureau, onder het licht van die lamp toen – dat zijn de dingen die ik me zal herinneren”
Waar is je werkplek en waar kijk je op uit?
Thuis, in m’n slaapkamer. Hoewel, ik breng meer uren achter m’n bureau door dan in m’n bed, je zou dus van een werkkamer met een bed kunnen spreken.
Ik kijk uit op groen, platanen, achter de bomen het water van de Mauritskade. Auto’s rijden af en aan, voetgangers houden het elk moment van de dag levendig.
Wat maakt dit een fijne werkplek?
Het is er licht en kalm, de maat van het bureau is fijn, ik heb alles bij de hand om goed te werken.
Aan wat voor tafel werk je?
Waarschijnlijk was het ooit deel van een dressoir, ik vermoed ergens uit de zestiger jaren, een vondst op Marktplaats. Hiervoor had ik een smal jarendertigbureautje, maar dat werd te klein voor de nogal omvangrijke roman waar ik toen aan werkte, dus zocht ik naar iets breders, met handiger laden. Zo’n vijf jaar zijn we een paar nu, ik heb er al van alles aan geschreven.
Wat mag op jouw werkplek niet ontbreken?
Boeken in de buurt, goeie pennen en genoeg notitieboekjes, een leuke lamp, een comfortabele maar stevige stoel (géén bureaustoel!), beenruimte, een stereo binnen handbereik, een koffieapparaat, een laptop. En het belangrijkste: tijd.
Kun je iets vertellen over de voorwerpen die op de foto’s te zien zijn?
Alle praktische elementen zijn hier met een verhaal gekomen: stoel, bureau en lamp bijvoorbeeld, ze verblijven hier tijdelijk, zoals ze ook ooit tijdelijk hun vorige eigenaren van dienst waren. Wat schreef ik ooit op die stoel, aan dat bureau, onder het licht van die lamp toen – dat zijn de dingen die ik me zal herinneren. Het zwarte olifantje was ooit van m’n Duitse grootvader. De button met de gewichtheffer komt uit Parijs, een cadeautje van m’n geliefde. De Karl Marx-spaarpot hadden Kees en Euf voor me meegebracht uit Trier.
“Alles begint met koffie. Ik probeer zoveel mogelijk in de ochtend te werken”
Hoe ziet je schrijfroutine eruit?
Alles begint met koffie. Ik probeer zoveel mogelijk in de ochtend te werken, maar over de jaren heb ik gemerkt dat ik op drukke momenten nagenoeg de hele dag door aan de slag ben, dus ook ’s nachts helaas (de zondag hou ik dan weer geheel vrij). Het meeste tik ik direct op de laptop, in Word (ik had natuurlijk al lang op iets anders moeten overstappen), maar voor aantekeningen, commentaren, aanzetten en experimenten gebruik ik pen en papier.
Heb je bepaalde rituelen?
Vanaf het begin (m’n debuut was een gedicht in tijdschrift De Tweede Ronde, alweer bijna een kwart eeuw geleden), heb ik geprobeerd om schrijven en leven zoveel mogelijk te integreren. Ik ben dol op rituelen, in het leven en tijdens het schrijven, waarbij aangemerkt dat ik rituelen inzet tegen het routineuze, waar ik een hekel aan heb. Dit lijkt allemaal niet fraai samen te gaan, maar ik sta mezelf altijd een bepaalde mate van ongerijmdheid toe. Geen boek heb ik ooit op dezelfde manier geschreven. Tijdens het schrijven aan grote projecten lijk ik altijd iets gezonder te leven. Verder is het tikken, lezen, denken, dromen en nog meer tikken.
Luister je naar muziek als je schrijft?
Soms wel, soms niet. Regelmatig zet ik iets op en hoor ik niets meer na de eerste klanken van het eerste nummer, omdat ik in m’n tekst ben verdwenen. En het komt voor dat ik iets herhaaldelijk moet horen. Voor m’n vierde roman bijvoorbeeld luisterde ik keer op keer naar Bruce Springsteen’s versie van Bob Dylan’s I want you. Voor m’n vijfde roman moest ik blijkbaar steeds weer het album London Calling van The Clash opzetten. Je bui doet je naar iets grijpen (ik draai alleen cd’s, platen en muziekcassettes), ik heb hier werkelijk van alles liggen (zo bleek voor die vijfde roman ook veel Jennifer Warnes en Gesualdo door het huis te moeten galmen). Naar wie luister je nou het meest, vroeg iemand me laatst. Ik antwoordde (zonder aarzeling): Elvis.
Is schrijven je hoofdberoep?
Schrijven is m’n hoofdberoep, het is fijn om dit te kunnen antwoorden.
Waar werk je op dit moment aan?
Aan gedichten. Aan meerdere filmscenario’s. Aan een roman (onderzoeksfase).
Op welk werk ben je het meest trots?
M’n debuutroman. De twintiger die ik was zal altijd die wonderlijke figuur blijven die dat boek heeft geschreven.
Waarom schrijf je?
Eerst een losse gedachte: literatuur begint als bericht van een levende aan de doden. Sterft de auteur van een literair werk, dan transformeert de roman/het gedicht/het essay in een bericht aan de levenden. Dan: schrijven is op duizenden problemen stuiten en daar duizenden oplossingen voor bedenken. Elk probleem is een ramp en elke oplossing dus een triomf, welk ander domein in het bestaan kent een dergelijke opwekkende dynamiek? Het leven is sensationeel en mysterieus, schrijven is dit erkennen, dit mede vormgeven. Bovendien ben ik zeer gevoelig voor schoonheid. Ik schijf voor transcendentie en inzicht. Voor het diepe plezier dat de handeling in mij oproept.
Wat is de belangrijkste eigenschap voor een schrijver?
Het liefdevolle.
Welk(e) boek(en) lees je op dit moment?
Op het nachtkastje nu: Joke van Leeuwen, Vier manieren om op iemand te wachten; Hans Groenewegen, Overvloed; Simon Vestdijk, De redding van Fré Bolderhey. Verder lees ik momenteel in Once and for All: The Best of Delmore Schwarz en De eerste keer dat ik mijn hoed verloor van Colette. Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik maar in een enkel boek bezig was.
Voor welke film ben je onlangs naar de bioscoop gegaan?
Ik ga constant naar de bios, maar een film die ik hier even wil noemen is Black God, White Devil (1964), redelijk recent in De Uitkijk gezien, het was een uitputtingsslag (de zaal liep gaandeweg leeg), maar wat een avontuur!
Wat is het laatste toneelstuk dat je hebt gezien?
In de zomer lag natuurlijk alles weer plat, maar volgens mij zag ik daarvoor als laatste Versus (tekst: Casper Vanderputte & Vincent van der Valk) van Theater Utrecht of Brown Sugar Baby (tekst: Eric de Vroedt) van Het Nationale Theater. Zeer binnenkort ga ik naar Blauwe lucht (tekst: Arie Storm) van De Theatertroep.
Welke boek /toneelstuk / scenario had je willen schrijven? En waarom?
Heel graag had ik de verhalenbundels Tjies en Tjoek geschreven, maar Vincent Mahieu was me helaas voor.
Wat m’n theaterjaloezie betreft: ooit las ik in een koffiehuis in Jakarta in één klap Who’s Afraid of Virginia Woolf uit van Edward Albee, een verpletterende ervaring. Zoiets geschreven te hebben, het zou me razend gelukkig maken. Diezelfde reis las ik trouwens ook de verzamelde stukken van Sarah Kane, verbluft ondergaan allemaal.
Dan een filmscenario: Unforgiven (1992). Dit scenario van David Webb Peoples deed jarenlang de ronde in Hollywood, ooit zou Coppola het verfilmen, maar het werd Eastwood. Ik zag de film toen ie uitkwam, op m’n zeventiende, in een Arnhems filmhuis, het bleek een bepalende ervaring (dat is wat kunst kan doen, verborgen materiaal aan je ontlokken, je dromen verbreden). Het scenario is waanzinnig goed geschreven, verfilming ervan voelt onvermijdelijk tijdens het lezen, het bevat zoveel leven. (Het scenario van Marguerite Duras voor Hiroshima Mon Amour is nog zo’n onontkoombaar werk, soms klopt alles)
Wie van je collega’s zou meer gelezen moeten worden?
De dichters. Lees poëzie alsof je leven ervan afhangt (wat ook zo is).
“Schrijven is een vak, het werk verdient beloning”
Sinds wanneer ben je lid van de Auteursbond en waarom?
Sinds 2017 geloof ik, misschien 2018, ik kan het zo gauw even niet terugvinden. Schrijven is een vak, het werk verdient beloning en dan beloning in de vorm van geld (want zonder geld geen leven, het kapitalistische heden heeft dit ongelukkigerwijs zo bepaald, waarbij ook nog eens geldt: hoe essentiëler het werk, des te zuiniger de vergoeding). In je eentje ben je als schrijver dat ene lammetje los van de kudde, een makkelijke prooi voor de wolf (lees: markt). Samen sta je sterker, dat is gewoon 100% waar.